Opdracht 2: Onderzoek en
Bijbehorende Poster

Deze opdracht is in samenwerking met Jesse van Vliet.

 

Onderzoeksvraag: 
Uit onderzoek is er gebleken dat er verschillende sekseverschillen bestaan in een groep jongeren in het klaslokaal. Zo bleek er dat jongens traditioneel gemiddeld vaker afleidend gedrag vertonen over meisjes, terwijl meisjes gemiddeld wachten op formele signalen, zoals de beurt krijgen van de docent (Sadker & Sadker, 1994). Ook is er aangetoond dat jongens traditioneel vaker spontaan reageren terwijl meisjes hun gedrag meer laten afhangen van het gedrag, normen en waardes in de klas (Cazden, 2001). 

Doordat het gedrag van jongens gemiddeld vaker “devianten gedrag” vertoonde reageerde de docenten vaker op jongens (Beaman et al., 2006). Zo werden de jongens vaker vragen gesteld om hun gedrag in toon te houden, terwijl meisjes vaak achter werden gelaten door de docenten als zij goed gedrag vertoonde. 

Sinds vorige eeuw is er veel veranderd en is er terug gekeken als er nog steeds sekseverschillen in het gedrag van de docenten is. Het blijkt dat daar de meningen erg verdeeld over zijn. Zo zegt Geerdink et al. (2016) en de onderwijsraad (2020), dat er nauwelijks tot geen sekseverschillen zijn in het gedrag van leerlingen en docenten. Terwijl Geerts & van Kralingen (2021) en Roorda (2013) juist erop wijzen en waarschuwen dat het gebeurt en de docenten er actief mee om moeten gaat om het tegen te gaan.  

Daarom kwam de vraag om het gedrag van de docent in 2025 te controleren: “Is er in 2025 een verschil tussen de sekse van de leerlingen wanneer ze de beurt krijgen van de docent op de middelbare school als ze hun hand wel of niet hebben opgestoken?” 

Beaman, R., Wheldall, K., & Kemp, C. (2006). Differential teacher attention to boys and girls in the classroom. Educational Review, 58(3), 339-366.  

 

Meetniveau: 

We hebben te maken met een nominaal meetniveau. Dit komt omdat de acties niet in een bepaalde volgorde gezet kunnen worden. Je hand omhoog doen is niet per se beter dan je hand omlaag doen en andersom. Daarnaast doen jongens en meisjes ook niet onder van elkaar. 

Omdat de kwaliteit van het aantal allemaal precies even veel waard is hebben we te maken met een kwalitatieve meting. We hebben dus te maken met kwalitatieve variabele. Om deze reden kunnen wij met de gevonden metingen de phi-coëfficiënt uitrekenen. 

 

Resultaten: 

Er is een observatie gedaan bij twee klassen: een 1 MAVO klas met 14 jongens en 13 meisjes en een 1 VWO (Internationaal) klas met 14 jongens en 10 meisjes. 

In de observatie zijn er in totaal 263 keer leerlingen gekozen om een vraag te beantwoorden, waarvan 149 jongen en 114 meisjes waren.  Binnen deze groep is er verder onderscheid gemaakt tussen leerlingen die hun hand omhoog of hand omlaag hadden op het moment dat zij aan de beurt kwamen.  

De observatie laat zien dat jongens 84 keer een beurt kregen met de hand omhoog en 65 keer met de hand omlaag. Voor meisjes gold dat zij 56 keer met hand omhoog en 58 keer met hand omlaag aan de beurt kwamen. Deze data zijn verder hieronder in de kruistabel te zien. 

Conclusie: 

De observatie is uitgevoerd om te onderzoeken of er een verschil is tussen jongens en meisjes bij het krijgen van de beurt van de docent, afhankelijk van of ze hun hand hebben opgestoken. Om het mogelijke verband tussen sekse en handopsteken te vinden, is de Phi-coëfficiënt berekend. Deze is 0,072, wat binnen -0,2 tot 0,2 valt. Dit wijst erop dat het verband zeer gering is en dat sekse en handopsteken onafhankelijk van elkaar zijn. 

De verdeling van de beurten ondersteunt dit: jongens kregen 60% van de beurten wanneer ze hun hand hadden opgestoken, tegenover 40% voor meisjes. Bij de situatie waarbij de hand omlaag is geldt dat 53% voor jongens de beurt kreeg tegenover 47% voor meisjes. Omdat beide waarden dicht bij 50% liggen, tonen deze cijfers aan dat de verdeling over het algemeen evenwichtig is en er geen sprake is van systematische ongelijkheid. 

Hoewel de visualisaties, zoals cirkeldiagrammen hier links, in eerste instantie een groter aandeel voor jongens lijken te tonen, is te zien in de stapelgrafiek hieronder dat het daadwerkelijke verschil minimaal is. 

Uit dit onderzoek kan er dus gezegd worden dat de geobserveerde docenten de beurten grotendeels gelijkmatig verdelen tussen jongens en meisjes. De kleine verschillen kunnen mogelijk komen doordat er meer jongens dan meisjes waren, er in de ruwe data uitschieters zijn en docenten zogenoemde ‘voorkeursleerlingen’ hebben. 

Feedback: 

Voor de presentatie van de poster hebben vooral positieve feedback ontvangen. Zo waren de staaf- en cirkeldiagrammen duidelijk weergegeven, hebben we goed gebruik gemaakt van de associatie maten om twee groepen te vergelijken en daaruit conclusies te trekken en was de poster netjes, duidelijk, overzichtelijk en aandachttrekkend voor het publiek. Echter hebben we daarnaast over 2 onderwerpen wat aanvullende feedback ontvangen. Die luidt als volgt: 

  • De onderzoeksvraag was grotendeels 'SMART’ geformuleerd. Echter zijn we het stukje ‘tijd’ hierin vergeten. Om deze reden hebben we ‘in 2025’ toegevoegd aan onze onderzoeksvraag. Daardoor is onze onderzoeksvraag nu ook tijdgebonden. 
  • Op onze poster zijn we vergeten om de meetniveaus te benoemen. Dit is wel benoemd bij de presentatie van de poster, maar nergens genoteerd. De meetniveaus die van toepassing zijn bij ons onderzoek hebben we na het verkrijgen van deze feedback verwerkt in onze poster onder het kopje ‘Meetniveau: Nominaal’. 

Hieronder is het eindresultaat van de poster te zien:

Bronvermelding: 

Beaman, R., Wheldall, K., & Kemp, C. (2006). Differential teacher attention to boys and girls in the classroom. Educational Review, 58(3), 339-366. https://doi.org/10.1080/00131910600748406 

Cazden, C. B. (2001). Classroom discourse: The language of teaching and learning (2nd ed.). Heinemann. 

Geerdink, G., Timmermans, F., Willems, P., Gommers, M., & Hölsgens, R. (2016, 23 mei). Sekseverschillen in de klas. Didactief. https://didactiefonline.nl/artikel/sekseverschillen-in-de-klas?  

Geerts, W., & Van Kralingen, R. (2021). Handboek voor leraren (4de editie). coutinho. 

Onderwijsraad. (2020). Een verkenning van sekse verschillen in het onderwijs. In Onderwijsraad 
(ISBN 978-94-6121-073-9). https://www.onderwijsraad.nl/site/binaries/site-content/collections/documents/2020/10/07/verkenning-sekseverschillen-onderwijs/Verkenning+van+sekseverschillen+in+het+onderwijs.pdf 
 

Roorda, D. L., Split, J. L., Koomen, H. M. Y., & Oort, F. J. (2013). De invloed van affectieve leraar-leerlingrelaties op het schools leren van leerlingen: verschillen tussen basis- en voortgezet onderwijs. Pedagogische Studiën. 

Sadker, M., & Sadker, D. (1994). Failing at fairness: How America’s schools cheat girls. Scribner. 

Maak jouw eigen website met JouwWeb